Chemische wapens en gashysterie
Bij dit kenmerkend aspect willen we een belangrijke factor van het voeren van de oorlogen beschrijven: de chemische wapens.
Chemische wapens waren in de eerste wereldoorlog vrij belangrijk. In totaal zijn er door gifgas rond de 800.000 mensen gestorven, waarvan de meeste Frans waren. Alhoewel gifgas aanzienlijk minder slachtoffers heeft gemaakt, was het gebruik van chemische wapens een nieuwe, efficiënte manier van werken. In het midden van de oorlog werd de kleding van soldaten dikker en steviger. Dit hielp bij het genezen van het gifgas. Ongeveer 70% van de getroffenen herstelde en bijna iedereen van deze soldaten kon weer terugkeren naar het slagveld. Helaas betekende ‘terug naar het slagveld’ niet dat ze ook mentaal weer klaar waren om te vechten.
Een veelvoorkomende ‘ziekte’ na een gasaanval was gashysterie. Dit betekende dat er een gezamenlijke paniek ontstond na een gasaanval. Vaak werd er dan in de nacht een waarschuwing voor een aanval gegeven waardoor er totale paniek uitbrak, terwijl er niks aan de hand was. Gashysterie, ook wel gas shock genoemd wordt dan ook vergeleken met shell shock.
Naast het feit dat het minder slachtoffers zou brengen, zou gifgas ook om een andere reden niet gebruikt worden. Gifgas en andere chemische wapens werden als onsportief gezien. De aanhangers van deze gedachte kwamen vooral uit Groot-Brittannië. Het werd zelfs zó erg gevonden dat je het geen andere naam mocht geven dan ‘accessory’. Ook de verschillende soorten gas hadden allemaal een aparte codenaam. Het land die het meest gebruik heeft gemaakt van chemische wapens is Duitsland. De kennis over chemie was immers in Duitsland het hoogst.
Bron

Maak jouw eigen website met JouwWeb